
Het mobiliteitsbudget wint meer en meer aan belang voor werknemers en bedrijven. En velen kiezen voor een terugbetaling van hun huisvestingskosten in pijler 2.
Toch vormt het geen bedreiging voor de bedrijfswagen, aldus Thierry Devresse, die eraan herinnert dat de auto deel uitmaakt van pijler 1 van het mobiliteitsbudget. “Hij wordt daar op precies dezelfde manier belast en is onderworpen aan dezelfde sociale bijdragen als een klassieke bedrijfswagen. De enige voorwaarde is dat hij ecologisch is en, vanaf 1 januari 2026, dat hij geen CO₂ meer uitstoot.”
Het doel van het Mobiliteitsbudget is echter wel om werknemers een ruimere keuze te bieden door opties uit de verschillende pijlers te combineren. Ter herinnering: pijler 1 biedt de mogelijkheid om te kiezen voor een ecologische bedrijfswagen, pijler 2 voor duurzame mobiliteitsoplossingen (openbaar of gedeeld vervoer, fietsen, enz.) of voor de terugbetaling van huisvestingskosten (hypotheek of huur, op voorwaarde dat men op minder dan 10 km van het werk woont). En ten slotte biedt pijler 3 de mogelijkheid om een contant bedrag te ontvangen als er na het shoppen in de eerste twee pijlers nog iets overblijft.
“De regering wil dat alle werknemers toegang hebben tot deze aanvullende of alternatieve opties, indien de werkgever deze in zijn beleid aanbiedt. Deze flexibiliteit stelt bedrijven in staat om aan hun operationele beperkingen te voldoen en geeft werknemers tegelijkertijd meer keuzevrijheid”, vervolgt Thierry Devresse.
Uit cijfers van de RSZ blijkt dat slechts iets meer dan 7 % van de werknemers kiest voor het Mobiliteitsbudget met een bedrijfswagen. Maar dit cijfer is misleidend: “Veel meer werknemers kiezen nog steeds voor de traditionele bedrijfswagen, zonder gebruik te maken van een mobiliteitsbudget. En het mobiliteitsbudget is vooral bedoeld voor werknemers die hun auto niet of nauwelijks gebruiken voor zakelijke verplaatsingen en die deze bijna uitsluitend gebruiken voor het woon-werkverkeer. Deze profielen vertegenwoordigen minder dan 50 % van de bestuurders van bedrijfswagens.”
Bovendien schaffen sommige werknemers die via hun mobiliteitsbudget voor andere opties dan een bedrijfswagen kiezen, mogelijk ook een privévoertuig aan.